Ik was nooit zo goed in afscheid nemen. Ik ging het liefst stilletjes door de achterdeur. Of het nu ging om een bijgewoonde lezing, een meerdaagse conferentie, of een lang weekend met vrienden. Een vlugge zwaai, of een: ‘nou, we zien elkaar wel snel weer, hé?’, of die onopgemerkte aftocht.
Goed afscheid nemen
Tot een paar jaar geleden iemand tegen me zei: ‘door goed afscheid nemen, eer je wat er was’. Sta maar even stil bij dit einde. Je hoeft het niet te minimaliseren. Er is een kans dat je elkaar niet meer ziet. Dat hoef je niet weg te stoppen. Het is misschien niet altijd makkelijk, maar het is oké om dat te voelen. Dat zegt iets over de waarde van wat er was, wat je samen had, ook al was het maar even. Ook al was je misschien maar een paar uur in elkaars nabijheid. Of het nu een heel leven was of een korte ontmoeting. Er was iets, tússen jullie, een verbinding, waarin jij én de ander elkaar zagen. Contact maakten.
Eren wat er was
Door die uitspraak veranderde mijn zicht op afscheid. Sindsdien doe ik mijn best om stil te staan bij een sluiting, een afronding, een goedendag. Nog steeds voel ik wel eens de behoefte om door de achterdeur weg te glippen. Om luchtig te doen over een mogelijk vervolg, waarvan ik misschien best weet dat dat er niet van gaat komen. Het werd niet perse makkelijker. Maar dat is oké. Ik doe het tóch, ondanks het ongemak.
Om te eren wat er was.